Veelgestelde vragen algemeen
Dat verschilt per natuurgebied. In ieder geval worden voor de nieuwe natuur een eigen peilgebieden ingericht. De omliggende weilanden van de boeren blijven hun eigen waterpeil behouden. Binnen de natuurgebieden gaat het waterpeil meestal omhoog. Zo ontstaan er meer natte delen waar zowel weidevogels als andere dieren zoals reptielen en amfibieën behoefte aan hebben. In de natuurgebieden kan het waterpeil ook wisselen. Dat heet een natuurpeil en betekent dat het waterpeil binnen een vastgestelde boven- en ondergrens mag verschillen. Dit hangt af van hoeveel regen er valt of hoe droog het bijvoorbeeld is.
Daar waar een ander waterpeil komt, worden scheidingen aangebracht met aarden wallen, ook wel peilscheidingen genoemd of door sloten. Waar nodig worden gemalen of pompen geplaatst. Hiermee kan in elk peilvak onderbemalen worden tot het eigen waterpeil. Op die manier houden omwonenden droge voeten en kan de nieuwe natuur zich mede dankzij de aangepaste waterpeilen ontwikkelen.
Dat verschilt per project en per perceel. De peilscheidingen moeten in ieder geval ervoor zorgen dat de verschillende peilen in stand kunnen worden gehouden. Dat betekent dat een peilscheiding al snel 20 cm boven het hoogste peil moet zijn. Bij een laaggelegen perceel levert dat een hogere peilscheiding op dan bij een hooggelegen perceel. In sommige gebieden wordt de peilscheiding nog hoger, omdat er bijvoorbeeld specifieke afspraken zijn gemaakt met de omgeving of met het waterschap over waterberging.
Het succes van de ontwikkeling van de nieuwe natuur is mede afhankelijk van een goed beheer van het watersysteem. Daarom wordt het dagelijks beheer van de stuwen door de natuurbeheerder uitgevoerd. Dat is ook mogelijk, omdat de natuurgebieden eigen peilvakken hebben. Uiteindelijk is het waterschap eindverantwoordelijk voor het waterbeheer. Als het nodig is kan het waterschap ingrijpen. Dat gebeurt bijvoorbeeld als het een periode extreem veel heeft geregend of bij lange periodes van droogte.
Bij de inrichting van de nieuwe natuur wordt ook rekening gehouden met de oevers van sloten. Door de aanleg van natuurvriendelijke oevers waardoor de overgang van land naar water geleidelijk gaat, ontstaat er meer biodiversiteit. Deze oevers raken begroeit met verschillende waterplanten waar kleine dieren en vissen zich in kunnen verschuilen en waar amfibieën zoals de rugstreeppad graag in verblijven.
Door het verbeteren van de waterkwaliteit krijgen meer plant- en diersoorten de kans om te overleven. Helder water laat verschillende soorten waterplanten groeien. Doordat er minder chemische bestrijdingsmiddelen in het water terechtkomen, krijgen kleine dieren weer de kans om te overleven. Hier dragen plas- drasgedeelten, poelen en natuurvriendelijke oevers ook aan bij.