Water speelt een grote rol in Gouwe Wiericke. Het is een belangrijke pijler van een veilige, gezonde en prettige leefomgeving. Vanuit die achtergrond werken de waterschappen aan bescherming tegen overstromingen, een gezond grond- en oppervlaktewatersysteem en het zuiveren van afvalwater in dit gebied.


Veenvorming

De ontwikkeling van het landschap in Gouwe Wiericke is sterk verbonden met het water. In West-Nederland was veenvorming een gevolg van de zeespiegelstijging na de laatste ijstijd. Door de zee werd zand op de kust afgezet, waardoor er strandwallen ontstonden en het achterland afgesloten werd van de zee. Het achterland werd steeds zoeter door de aanvoer van regen- en rivierwater. In deze natte omstandigheden konden uitgestrekte moerasbossen zich ontwikkelen.


Ontginning

Rond de Middeleeuwen begonnen mensen met het ontginnen van dit soms wel 10 tot 16 meter dikke veenpakket. Men groef een slotennetwerk en ontwaterde zo het veen, waardoor de bovenste veenlaag verdroogde en veraarde. Hierdoor ontstonden rondom Nieuwkoop en Gouda de typische smalle lange graslandkavels, het netwerk van sloten en slootjes, de lintvormige bebouwing, de achterkades met houtsingels, eendenkooien en pestbosjes. In de 17e en 18e eeuw werd het veen afgegraven en verkocht als turf. Door het afgraven ontstonden grote plassen in het gebied. Aan het eind van de 18e eeuw werd een deel van deze plassen drooggelegd en ontwaterd ten behoeve van de landbouw en zo ontstonden onder andere de Nieuwkoopse en Zevenhovense Polder.

Het ontwateren van het land betekende niet alleen gunstige omstandigheden voor de landbouw, maar ook de inzet van de bodemdaling. Het maaiveld daalt jaarlijks met gemiddeld 0,7 cm. In de polder Bodegraven Noord is bijvoorbeeld goed te zien dat de veengebieden gemiddeld 2 m lager liggen dan de hoger gelegen kleigronden langs de Oude Rijn.